Tegen de toren zijn vroeger stallen gebouwd. De kerkgangers kwamen met hun koetsen naar de kerk en de paarden moesten binnen kunnen staan. De stal aan de zuidzijde was alleen voor de paarden van de ambachtsheer van Raamsdonk. Bij restauratie in 1953 zijn de stallen afgebroken, zodat de mooie toren nu weer vrij staat.
Nog twee maal zou de kerk door een ramp worden getroffen. In 1778 stond de kerk opnieuw in brand en ruim een eeuw later, 24 mei 1878, viel door blikseminslag de spits brandend in het middenschip van de kerk. De kerk brandde uit en alleen de muren bleven nog staan. Het gevolg hiervan was, dat het interieur van de kerk geheel veranderde.
De kerk heeft aan vele rampen het "hoofd" moeten bieden. De elementen hebben haar niet gespaard, maar telkens weer werd ze opgebouwd. Ze diende trouwens ook als "baken", want in een ordonnantie van het Heemraadschap van 6 oktober 1612 lezen we het volgende: de dijken van alle polders der gemeente te Raamsdonk moeten zo hoog onderhouden worden als de bout die in de Grote oude Kerk van Raamsdonk zit geslagen.
Toen van 27 op 28 juli 1716 "door het swaer onweder van donder en blixem" de toren van de kerk tot aan het muurwerk afbrandde, stelde de Rekenkamer van Holland een subsidie beschikbaar van Fl. 1200,-.